<waarschuwing voor gevoelige lezers: volgend stukje gaat over het slachten van runderen, maar eigenlijk nog meer over mensen>
Vanmorgen was het zover: om 7u30 zouden Brego en Elboron opgehaald worden om naar het slachthuis te gaan. Omdat we 2 stiertjes niet zelf kunnen vervoeren, hadden we via-via een vervoerder geregeld. Alles stond klaar, en iets na acht kwam meneer de voerman aan. Zijn propere kleren en voorkomen deden ons al vermoeden dat het geen boer was. Maar goed, koetjes bekeken (“zijn dat heel aggresieve ?”) kar voor de staldeur geparkeerd, met een stevig betonnet een gangetje geïmproviseerd, deur open en dan maar hopen dat ze net als hun vader Faramir rustig de kar opwandelen als daar wat hooi ligt. Maar dat was buiten de voerman gerekend. Van zodra de staldeur openging en beide neefjes schoorvoetend een stapje buiten zetten, haalde deze een stok tevoorschijn, en begon op de beesten te slaan en ze te steken. Wat een kieken!! Direct een pak hooi en beide madammen Buikberg erbij gehaald, om alsnog over te gaan tot de ‘gewone’ manier van meelokken. (’t Was eigenlijk al om zeep, maar ja …) Wij afwisselend bij de koetjes met wat hooi en af en toe wat zachthandig meetrekken of een duwtje geven, meneer voerman nam de taak op zich om het betonnet recht te houden en veilig van buitenaf toe te kijken. Ergens was het een heel grappig zicht: meneer en mevrouw Buikberg, en zelfs Linde die zonder probleem mee in de kooi van de gehoornde wilde beesten stappen, terwijl de professionele veevervoerder toekijkt achter een stevig hek. Na drie kwartier sukkelen dan toch beide sloebers op de kar gekregen, en kunnen vertrekken richting Kluisbergen. (voor de vervoerder: diepe minachting. Les geleerd: volgende keer een andere en een betere …)
“Willem gaat mee naar het slachthuis” Na het inlaad-tafereel zal onze voerman daar al niet meer vreemd van opgekeken hebben, en heimelijk wellicht tevreden dat hij niet die beesten uit de kar moest halen. Maar eerst moesten we nog voorbij de dierenarts die een onderzoek van de levende dieren moest uitvoeren. Dit ‘onderzoek’ (uiteraard ‘ter bescherming van de volksgezondheid’) bleef beperkt tot het vanop 10 meter afstand bekijken van de kar. Heel misschien heeft hij door een kier iets bruins zien bewegen binnenin. Maar nu zijn we toch zeker dat onze jaarlijkse financiële bijdrage aan de werking van het voedselagentschap goed besteed is. (federaal voedselagentschap: minachting)
Zoals afgesproken, kregen we voorrang op de rest en mochten de stiertjes direct na aankomst van de kar, zodat ze zo snel mogelijk konden geslacht worden, zonder extra stress. Onze sloebers van de kar krijgen was zo mogelijk nog moeilijker dan ze erop krijgen, wat wil je in een totaal nieuwe omgeving. Al was er voor ons en het slachthuis geen haast bij. Mee op de kar, bij onze gastjes, en weer met hooi, zacht duw- en trekwerk hen proberen voorwaarts te bewegen. En de vervoerder stond dubbel beschermd achter een betonnen muurtje en een metalen plaat toe te kijken, zijn matrak had hij al maar in de wagen gelaten. Na ons kwam er een handelaar (type vieze-vent) aan die “un kolf” meehad, en misnoegd was over het feit dat hij op ons moest wachten om “da te lossn”. Dus nam hij maar achter hetzelfde betonnen muurtje veilig plaats om het schouwspel gade te slaan. Na anderhalve minuut duurde het hem toch wel echt te lang, grijnzde “zal kik wel `elpn”. Dit keer was het meneer Buikberg die lijkbleek werd toen hij en zijn koe vanover het muurtje besprongen werden met een electroshock-toestel. Gelukkig had hij bij de eerste knetterende aanval geen prijs, en hij werd dringend verzocht zijn ding maar weer weg te bergen. Nog een minuut later was het de beurt aan meneer Buikberg voor een (zeldzaam) agressief moment. De vieze-vent had nu een zweep bovengehaald en sloeg er Brego mee. “Gij, gij gaat van mijn beest blijven” Deze manier van communicatie werd blijkbaar wel begrepen en hij droop af om zijn beurt af te wachten. (diepe, diepe minachting)
Deel 3: in het slachthuis.
Dan sta je daar, met je koe aan een koord, in een propere witte ruimte, waar de vloer nog gauw even gekuisd wordt.
Het slachthuis(je) achter beenhouwerij Vandewalle in Kluisbergen was echt zoals we gedroomd hadden. Hier rustige mensen, geen haast, en gezond verstand. Geen lawaai, geen fabriek. Drie mannen die hard werken en goed zijn in wat ze doen. “Hoe oud zijn ze ? Dronk hij nog bij zijn moeder ?” Duidelijk iemand met verstand van beesten. Het hek dat tijdelijk een kooi rond Brego vormt wordt gesloten, al het gerief voor net na het doden wordt netjes op een vaste plaats gelegd. Het pistool wordt geladen, en met een accuraatheid waaruit jaren ervaring blijkt, wordt 1 schot afgevuurd. Direct dood, zonder stress, zonder lijden, met respect voor het dier.
Daarna gaat het pijlsnel: het hek open, ketting rond de achterpoten, omhoog takelen en de keel oversnijden. Het bloed gutst eruit, het dier is dood. Verder is het slachthuis een goed geoliede machine waar het karkas verschillende keren op en neer getakeld wordt om het vel eraf te halen, ingewanden te verwijderen, …


En zo blijf je dan verder kijken en veel vragen stellen: waarom je de nieren niet meekrijgt, wat er met het vel gebeurt, hoe het versnijden gaat gebeuren, of je kloten kan eten, … Weer veel bijgeleerd vanmorgen, maar vooral heel veel respect voor de oude slachter die goedkeurend naar de lever kijkt en over gezonde voeding en geen bemesting van de weide begint.

Als de takel alles in de koelcel gehangen heeft, neem ik afscheid. Terwijl ik de deur uitwandel klinkt het volgende schot. Het “kolf” is ook dood. Ik ben heel erg tevreden dat ik meegeweest ben.
Vrijdag (als we dan nog puf hebben na een middag hard meewerken) het vervolg van het verhaal.